Gemeenten hoeven niet af te wachten tot internetaanbieders elkaar de geul uitvechten om glasvezel aan te leggen of zich voor de ‘dure ‘witte’ adressen’ juist helemaal niet melden. Bij nieuwbouw kunnen ze de aanleg zelf ter hand nemen. Die aanpak verlaagt de maatschappelijke kosten en verhoogt de maatschappelijke baten.
Nederland staat voor een grote opgave: de bouw van honderdduizenden nieuwe woningen. Gemeenten hebben daarbij een eenmalige kans om ook een ander maatschappelijk belang te waarborgen: duurzame concurrentie op glasvezel én een eigen digitale infrastructuur voor smart city toepassingen. Dat kan de gemeente voor elkaar krijgen door in één keer vier glasvezels aan te leggen en drie ervan tegen kostprijs te verkopen aan de providers.
De gemeenten hoeven niet aan de zijlijn te blijven staan bij de strijd van de netwerkaanbieders om glasvezel aan te leggen. Ze hebben een aantal troeven in handen. Ten eerste ligt de regie over de ondergrond al bij de gemeente. Gemeenten kunnen graafwerken coördineren en bepalen wanneer bedrijven kunnen graven en onder welke voorwaarden.
Veel minder bekend is het feit dat aanleg van netwerken niet meer bij wet geregeld is. Vroeger bepaalde de Telecommunicatiewet dat er altijd een aansluiting voor vaste telefonie beschikbaar moest zijn als Universele Dienst. En het Bouwbesluit bepaalde dat er kabel werd aangelegd voor tv. Beide verplichtingen zijn geschrapt.
Dat betekent dat de telecomoperators dus niet als vanzelfsprekend alle huisaansluitingen komen aanleggen. Daar staat tegenover dat de gemeente nu wel de mogelijkheid heeft gekregen die verder gaat: zelf glasvezel aanleggen.
Vier vezels van de gemeente
De gemeente sluit elke woning en bedrijfsruimte aan met vier afzonderlijke vezels. Aan de kant van de straat, tot in de straatkast, worden deze vezels ook gescheiden gehouden. Het betreft een passief netwerk, zonder apparatuur.
De gemeente houdt één vezel zelf en verkoopt er drie aan netwerkaanbieders, tegen kostprijs. Die aanleg in één keer bespaart op de kosten. De straat hoeft immers maar één keer open. Ook de huisaansluiting in de meterkast wordt door één monteur gemaakt. Voor de netwerkaanbieders zijn de kosten per huisaansluiting op die manier veel lager dan wanneer ze zelf zouden hebben aangelegd.
Die aanbieders maken hun vezel onderdeel van hun eigen infrastructuur en administratie. Daarmee hebben ze de volledige controle over hun apparatuur, hun snelheden en hun tarieven. Dit in tegenstelling tot wanneer ze zouden inkopen bij een partij die wholesale-diensten (VULA) aanbiedt.
De lokale overheid kan hier een maatschappelijk belang dienen dat de afgelopen jaren in de verdrukking is gekomen, namelijk snel internet tegen redelijke tarieven. Een reeks van kleine en grote overnames heeft de markt voor vast breedband in de laatste jaren sterk geconcentreerd. Er zijn nog maar een paar netwerkaanbieders over.
Ook kunnen gemeenten veel doen met de vezel die ze zelf houden. Op straat is een fijnmazig en snel glasvezelnetwerk geschikt voor allerlei smart city toepassingen, zoals sensoren en camera’s, maar ook voor het aansturen van apparaten en straatverlichting. De vezel tot in huis kan worden gebruikt voor diensten onder regie van de (gemeentelijke) overheid, zoals slimme energie of thuiszorg.
Toegegeven, dit voorstel is een breuk met het verleden. Het vraagt het lokaal bestuur om netwerken te ontwikkelen, terwijl die taak eind vorige eeuw juist aan de markt werd overgelaten. Het vraagt ook om doelmatige controle op de besteding van publieke middelen.
Wij krijgen inmiddels van bedrijven in de sector te horen dat ook zij de voordelen inzien van gezamenlijke aanleg. De kosten per aansluiting zijn gunstig en meervoudige aanleg wordt hiermee voorkomen. Met een eigen vezel kan een derde aanbieder beter concurreren met KPN en VodafoneZiggo.
Stratix heeft in 2023 in opdracht van een gemeente dit hele scenario uitgewerkt, zowel juridisch als technisch.
Bent u benieuwd naar de mogelijkheden voor uw gemeente?